Het demasqué van het vooruitgangsgeloof
Het demasqué van het vooruitgangsgeloof
Eigenlijk is het gek dat het vooruitgangsgeloof zo wijd verspreid is, als je in aanmerking neemt dat dit geloof pas in de achttiende eeuw is ontstaan, de tijd van de Verlichting. Blijkbaar hadden mensen niet die illusie dat wij als mensheid vooruitgaan in de millennia die daaraan vooraf gingen. En terecht. Want millennia lang hebben mensen geleefd als jagers, verzamelaars en vissers. Er veranderde niet bijster veel tot de eerste grote revolutie, de agrarische revolutie. Was die agrarische revolutie een vooruitgang ten opzichte van het leven daarvoor? Nou nee. Het bewerken en onderhouden van het land, het vee en de gewassen betekende dat de bewegingsvrijheid van de mens minder werd. Men was nu aan één plaats gebonden. (Ik vraag me echt af of die jagers verzamelaars niet een geweldig vrijheidsgevoel hebben gehad in hun tijd). Ten tweede was het werken als boer intensiever dan het nomadische bestaan. Langere werkdagen met zwaarder werk. Misschien hadden de jagers verzamelaars het nog niet eens zo slecht geregeld.
Kijken we naar de middeleeuwen dan zien we zo halverwege die duizend jarige periode dat er meer en grotere steden ontstonden. Met name door de toename van de handel. Hier ontstond er een arbeidsdeling. Daarmee ontstond er een hiërarchie onder de bevolking wat voor de grote meerderheid van de groep betekende dat zij er maar karig vanaf kwamen. Een karig bestaan als boer werd ingeruild voor een ander soort karig bestaan in de stad. In de stad konden sommige mensen weliswaar meer vrijheid verkrijgen ten opzichte van hun horige status aan de landheer, maar ook in de steden was het armoede troef. De verstedelijking betekende dus geen vooruitgang, maar is beter te definiëren als een grote verandering. Verandering hoeft geen vooruitgang te betekenen.
Dan onze roemruchte Gouden Eeuw. Deze periode staat bekend als een periode van enorme economische groei en een toename van Nederlands rijkdom. Ook het culturele leven kon bloeien en leverde geniale kunstenaars op als Jan Steen, Frans Hals en Rembrandt van Rijn. Wij stonden ook bekend om onze religieuze tolerantie. (Onze religieuze tolerantie was eerder uitzondering dan regel). Dit aangenomen moet het wel een eeuw van enorme vooruitgang zijn geweest, zou je denken. Maar gaan wij deze periode wat nader beschouwen, dan zien wij toch een ander beeld. Nederland ging de wereldhandel domineren en werd het rijkste land ter wereld, met name door de oprichting en exploitatie van de ondernemingen van de V.O.C. en de W.I.C.. Dit betekende echter dat wij die rijkdom verkregen door het koloniseren en uitbuiten van andere, verre landen en gebieden in het oosten en het westen. Onze groeiende rijkdom ging ten koste van de onderdrukking van andere landen. Bovendien gebruikten wij hiervoor slaven en handelden wij in en met die mensen alsof het goederen waren.
En wie profiteerden ervan? Niet de gewone bevolking, maar in eerste instantie de kooplieden en de adel. En dit was niet zo’n hele grote groep. Voor het overgrote deel van de Nederlandse bevolking kon de armoede niet worden overwonnen. In mindere mate was er een klein deel van met name de geschoolde ambachtslieden die het iets beter kregen en zich ook luxe artikelen konden gaan permitteren.
In de cultuursector was het toch ook alleen de bovenste klasse die de schilderijen bestelden van de meesters in de kunst. Het genieten van de pracht en praal bleef vooral beperkt tot de klasse van de rijke kooplieden en de adel. Samen nog geen tien procent van de bevolking.
In de achttiende eeuw verandert er wederom veel in de maatschappij in Nederland en Europa. Het ancièn regime komt tot een einde en het is de eeuw van de grote politieke revoluties; de Franse en de Amerikaanse. Ook groeit en bloeit de wetenschappelijke kennis en zo ontstaat de moderne wetenschap. Na bijna tweeduizend jaar van dominantie van religie in samenlevingen, wordt de mens mondig en bepleit het rationele denken. De mens kan zichzelf eindelijk bevrijden uit zijn ‘zelf opgelegde onmondigheid‘.
De Verlichting was echter een ontwikkeling op filosofisch, cultureel en intellectueel gebied. Want net als in de voorgaande eeuwen, waren er ook in de achttiende eeuw een heleboel bloeddorstige oorlogen te bespeuren. Zouden we de vraag naar vooruitgang bekijken vanuit het perspectief van de mate van oorlog en vrede, dan zien wij dat er in de oudheid oorlogen waren, in de tijd van de Verlichting oorlogen waren en heden ten dage nog steeds oorlogen zijn. Hoezo vooruitgang? De twintigste eeuw was misschien wel de verschrikkelijkste met de Eerste- en Tweede Wereldoorlog. En ook in het heden zijn er maarliefst honderd territoriale of landelijke conflicten in de wereld. Perioden van vrede worden slechts afgewisseld met perioden van oorlog.
Wij stellen aldoende vast dat er geen vooruitgang was wat het armoede vraagstuk betreft en niet wat het oorlog en vrede vraagstuk betreft. Is er dan misschien geestelijke vooruitgang?
Bekijken wij het vooruitgangsvraagstuk vanuit het perspectief van geestelijke vooruitgang, dan komen wij er ook niet. De mens komt op de wereld en wanneer hij ouder wordt, gaat hij zich afvragen waarom hij leeft, waar de wereld vandaan komt, en waar dit alles toe leidt. Op die grote vragen van het leven boden religieuze samenlevingen troostende antwoorden. Nee, zeiden de Verlichtingsdenkers, wij moeten het keurslijf, het juk waaronder wij gebukt gaan, de religie, die naïviteit, van ons afschudden en zelf gaan nadenken. Sapere aude! Durf te denken! Vrijheid! Wetenschap! Kennis! Daar moesten wij heen. Helaas constateren wij nu tweehonderd jaar later dat die westerse wetenschap ons niet heeft verlost van het grote mysterie van de meest grote vragen des levens. We hebben een ontzaglijke hoeveelheid kennis opgedaan, maar die antwoorden riepen evenzovele nieuwe vragen op. Ik beweer dan ook altijd graag dat de mens door de geschiedenis heen niet veel wijzer is geworden. Wil de mens filosoferen? Dan kan hij net zo goed te raden gaan bij de Oude Grieken van 2500 jaar geleden zoals Pythagoras, Socrates of Plato, als bij de modernere Kant, Sartre of Heidegger. Het stoïcisme beleeft een opleving bijvoorbeeld, een gedachtegoed uit de Oudheid. Het hedonisme staat hoog in het vaandel. Dat is gewoon Epicurisme; oude wijn in nieuwe zakken.
Ook het Verlichtingsidee van de mens als superieur en redelijk wezen, uitverkoren om te zegevieren en de natuur naar zijn hand te zetten, is danig ondergraven. Darwin liet ons zien dat wij maar gewoon een van de vele dieren onder de andere diersoorten zijn, door schade en schande via een evolutionair proces van natuurlijke selectie hebben wij het weten te overleven. Schopenhauer en in zijn kielzog Freud hebben ons vervolgens bewust gemaakt van ons onderbewuste en dat wij helemaal niet zulke fantastische, rationele wezens zijn, maar door onze driften worden voortgedreven. Tot zover onze zogenaamd superieure redelijkheid.
Ik vroeg aan mijn filosofieleraar of hij geloofde in vooruitgang. Nee, zei hij. Wel qua technologie en geneeskunde, maar niet in menselijk geluk. En beter had hij het niet kunnen samenvatten.
Twee lichtpunten: technologie en geneeskunde
Maar inderdaad, qua geneeskunde en technologie maken wij inderdaad wel degelijk sprongen vooruit. Vooral sinds de Industriële Revolutie. Oké, zo begon het niet echt. Het heeft veel bloed, zweet en tranen gekost om de industriële vruchten te kunnen plukken. Het oeuvre van Charles Dickens getuigt daarvan. In de decennia na de uitvinding van de stoommachine ontstonden er machines, fabrieken en arbeiders. In vieze omstandigheden moesten de arbeiders vijfenzeventig uur in de week hard, saai en eentonig werk verrichten. De omstandigheden waren verschrikkelijk en daaruit vloeide voort wat bekend kwam te staan als de Sociale Kwestie. Een zware periode. Maar door politieke inzet werden die omstandigheden langzamerhand beter. Er kwam een verbod op kinderarbeid, de werkweken werden korter en de lonen werden beter, om het kort samen te vatten. En in de negentiende eeuw tot aan het begin van de twintigste eeuw, de periode die bekend staat als La belle epoque, werd vervolgens de ene na de andere geweldige uitvinding gedaan. Treinen, elektriciteit, auto‘s, vliegtuigen, telefoons, platenspelers, fotografie en film. Echt revolutionair.
Ook de decennia na de Tweede Wereldoorlog zag ongekende ontwikkelingen op technologisch (en cultureel) terrein. Radio, Popmuziek, Hollywood, televisies, koelkasten, wasmachines, stofzuigers, supermarkten, cassettes, cd‘s, dvd‘s, stereotorens. En in de laatste dertig jaar: computers, microprocessors, smartphones, internet, sociale media, AI. De ontwikkelingen volgen elkaar in razend, steeds sneller tempo op.
Maar technologie heeft ook een keerzijde. Om te beginnen heeft technologie ons de atoombom opgeleverd, waarmee we meteen al Hiroshima en Nagasaki hebben platgebombardeerd om de Tweede Wereldoorlog te beëindigen. Verder brachten machines, de stoomlocomotief en de auto een enorme herrie met zich mee. De stilte in de straten en in de natuur, werd er voorgoed mee verstoord. Ook luchtverontreiniging kwam met de uitvindingen gepaard. Voorts ging de toenemende verstedelijking en industrialisering ten koste van de ongerepte natuur. Men zag de landschappen zienderogen veranderen. Voor allerlei producten werden en worden complete bossen opgebruikt, met tegenwoordig een verlies van ongeveer tien miljoen hectare bos per jaar.
De recentere ontwikkelingen in de technologie maakt mensen dommer en afhankelijker. Het lijkt erop dat we bij elke nieuwe ontwikkeling we een klein stukje inleveren van onze vrijheden of verworvenheden. Het handschrift is aan het verdwijnen. Het vermogen tot hoofdrekenen lijkt te verdwijnen (dertig jaar geleden wisten mensen vele telefoonnummers uit hun hoofd, nu niet meer, men zoekt het op in zijn smartphone). Vroeger moesten mensen veel moeite doen om aan bepaalde informatie te komen, daar waren mensen bedreven in, nu vraag je dingen gewoon aan google of AI. Je hoeft er niet meer zelf voor op onderzoek of over na te denken. Daar zit trouwens veel desinformatie tussen, wat hordes mensen voor lief schijnen te nemen, maar dat even terzijde. We lijken bepaalde vermogens te verliezen.
Geneeskundige ontwikkelingen hebben óók een keerzijde. Hoewel het fantastisch is dat we sommige ziektes hebben laten verdwijnen door vaccinaties, de tandheelkunde veel pijnlijke situaties voor ons voorkomt of verzacht, we medicijnen zoals antibiotica en psychofarmaca hebben, en we betere behandelingen hebben voor ernstige kwalen en beperkingen, zodat we uiteindelijk als mensheid ook steeds gezonder kunnen leven en ouder kunnen worden, komt deze vooruitgang wel met een prijs. Onze ontdekkingen worden namelijk veelal gedaan na uitvoerige, ethisch bedenkelijke proeven op dieren. En, heel wrang, veel van onze meest spectaculaire ontdekkingen hebben we gedaan in tijden van oorlog, door te experimenteren op mensen. De vooruitgang voor velen vereiste offers van sommigen.
En de enorme toename van de welvaart dan? Inderdaad, het kapitalisme is het systeem dat voor de grootste groep voor vooruitgang in welvaart heeft gezorgd. Met name sinds de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland spectaculaire resultaten laten zien. We hebben net als de meeste Westeuropese landen een verzorgingsstaat kunnen opbouwen. Het alternatief van het communisme in de Sovjetunie leidde tot veel grotere armoede, om nog maar te zwijgen van de miljoenen die de dood hebben getroffen of naar de goelags in Siberië werden gestuurd. Nederland, West- en Noord Europa zijn dan ook de prettigste regio’s om in te wonen.
Maar in 1972 bracht de Club van Rome het rapport grenzen aan de groei uit. Oneindige economische groei op een eindige planeet zou tot uitputting leiden van de natuurlijke hulpmiddelen. Door de economische groei werd bovendien het milieu ernstig vervuild en door deze menselijke activiteit is het wereldwijde klimaat gaan veranderen. Het systeem van oneindige economische groei zal uiteindelijk onomkeerbare catastrofes en een reëele bedreiging voor het voortbestaan van de menselijke soort tot gevolg hebben. We moeten ons als soort dus drastisch aan gaan passen en lijken daar tot op de dag van vandaag niet toe in staat en niet toe bereid.
Samengevat
De armoede is de wereld niet uit, de oorlogen en conflicten zijn de wereld niet uit, van intellectuele of geestelijke vooruitgang is geen sprake. Wat vaak als argument wordt uitgedragen is dat we toch in staat zijn gebleken om de slavernij af te schaffen? Nou, in een modern jasje is er vandaag de dag nog steeds sprake van het grootschalige uitbuiten en misbruiken van mensen. Er is dus moderne slavernij, misschien in absolute aantallen nog wel omvangrijker als de slavernij van eeuwen terug. Of het argument dat het kolonialisme nu achter ons ligt? Nou sorry, maar wij in het westen halen onze grondstoffen uit onder andere Afrika, laten de producten door onderbetaalde arbeiders in Azië in elkaar zetten, verkopen en consumeren de producten in onze eigen landen, en transporten de bergen afval vervolgens weer terug naar Afrika. Welbeschouwd zouden we het gewoon neokolonialisme kunnen noemen.
Vooruitgangsgelovigen beweren ook graag dat China wel driehonderd miljoen mensen uit de armoede heeft gehaald. Die arme, boeren mensen zijn nu verhuisd naar de steden. Maar daar leven zij nu in gigantische, vijftig verdiepingen tellende megaflats. Zij hebben nu in hun kleine flatjes inderdaad televisies, smartphones, koelkasten en magnetrons. Maar het stadsleven is duur. Zij moeten zich een slag in de rondte werken om het allemaal te bekostigen. Als je het mij vraagt is het geen vooruitgang, maar een ander, moderner leven; een drastische verandering van omstandigheden.
Hoe komt het dan, na dit alles beschouwd te hebben, dat er toch zogenaamde intellectuelen zijn, ik noem Rob Wijnberg de filosoof en Rutger Bregman de historicus als voorbeeld, die hardnekkig blijven geloven in de vooruitgang? Het antwoord is simpel. Nadat we in het Westen en in Nederland in het bijzonder, God dood hebben verklaard, de Theologie uit de academische filosofie hebben verdreven, en de ontkerkelijking is toegenomen, zijn wij gestuit op de leegte en zinloosheid van het bestaan. En die is voor sommigen eerlijk gezegd ondraaglijk. Daarom biedt het vooruitgangsgeloof een geloof -want dat is het- voor hen die geen ander geloof meer hebben. De rest van ons, mijzelf incluis, zoekt zijn heil en troost in religie of spiritualiteit. Want gezien de richting waarin onze democratieën zich bewegen, hebben wij voorlopig van de vooruitgang niet veel te verwachten.
Reacties
Een reactie posten