Over lezen en leesbevordering
Over lezen en leesbevordering
Lezen leer je op twee plaatsen: thuis bij je ouders en op school. Dat zou in principe al mogen beginnen wanneer je nog een baby bent. De bibliotheken bieden voor baby’s een pakket aan dat Boekstart heet. Daarmee kunnen pasgeboren kinderen wennen aan de vorm en het gevoel van boekjes. Voelboekjes zijn het. Ze leren hoe je ze vasthoudt, dat het bladzijden en plaatjes heeft. Zo leert een kind al snel dat boekjes leuk zijn. Het lidmaatschap van de bibliotheek is gratis voor iedereen van 0 tot 18 jaar.
Dan komt het voorlezen. Het belang van voorlezen mag niet onderschat worden. Het is al erg fijn om vaak de stem van de ouders te horen en het zorgt voor het aanleren van de moedertaal. Hoe meer je kind wordt voorgelezen, hoe meer woordenschat het krijgt. Kinderen leren veel en snel, een kwartiertje voorlezen per dag is al heel goed. Kinderen imiteren ouders ook. Ouders die met een boek op de bank zitten geven alvast het goede voorbeeld. Helaas is er in veel gezinnen geen leescultuur. Soms zijn er helemaal geen boeken in huis, zijn de kinderen niet lid gemaakt van de bibliotheek en wordt er ook niet voorgelezen. Deze kinderen lopen vaak al bij de aanvang van de basisschool tegen een taalachterstand aan.
Om deze kinderen en hun ouders een steuntje in de rug te geven, is vijftien jaar geleden de VoorleesExpress in het leven geroepen. Vrijwilligers komen een half jaar lang een keer in de week bij gezinnen thuis langs om voor te lezen. De ouders worden gestimuleerd om dit na het half jaar zelf over te nemen. Want hoe langer je wacht met het terugdringen van de taalachterstand, hoe moeilijker het wordt om die terug te brengen. Dat dit toch vaak niet lukt, blijkt wel uit de cijfers die iedereen de laatste jaren wel eens voorbij heeft zien komen. Een kwart van de kinderen die de basisschool verlaten, hebben het leesniveau van kinderen uit groep zes. De ouders hebben dus een belangrijke rol voor het leesniveau en het bijbrengen van leesplezier. Maar de school heeft dit ook.
Brigitte Brinkel, leerkracht basisonderwijs, berekende afgelopen donderdag in de Trouw dat een leerling op de basisschool in totaal wel veertig weken kwijt is aan het voorbereiden voor en het maken van alle (Cito)toetsen. Dat is bijna een heel schooljaar. Misschien zijn we doorgeschoten met een toetscultuur. Een deel van die tijd zouden we beter kunnen besteden aan (vrij) lezen. De bibliotheek organisaties hebben landelijk samenwerkingen met scholen op touw gezet om schoolbibliotheken in te richten. De infrastructuur ligt er dus al. In de fase van de basisschool moet het nog vooral om leesplezier gaan. Het meer pittige werk volgt vanzelf wel in de eerste jaren van de middelbare school.
Dan is er het probleem van de digitalisering. Kinderen thuis te eenzijdig op schermen laten zitten gaat ten koste van de mogelijkheid om vrij te lezen. Ook gaat het vele vluchtige scrollen op schermen, met name op sociale media die ingericht zijn om de gebruikers zo lang mogelijk op hun site te laten verblijven, ten koste van het concentratievermogen. Ik ken schrijnende gevallen van volwassenen, ook uit mijn eigen sociale omgeving, waarbij mensen niet meer in staat zijn om meer dan een alinea aaneengesloten te lezen. Maar de digitalisering geeft een uitdaging, een die andere landen ook hebben. De specifiek Nederlandse problemen liggen dus, naast de problematiek die zoals hierboven staat beschreven voor de leeftijdsfase t/m 12 jaar, blijkbaar ook in ons voortgezet onderwijs.
Er is bijvoorbeeld een lerarentekort. Alexander Rinnooy Kan schreef in 2007 al een rapport met daarin de aanbeveling om leraren meer salaris te geven. Dat zou meer leraren moeten aantrekken. Er werd niet naar geluisterd. In plaats daarvan kwam de overheid met de lumpsumbekostiging. Dat zijn grote zakken geld die naar de schoolbesturen gaan waar ze mee mogen doen wat ze willen. Ja en dan weet je het wel. Dan gaat het geld natuurlijk naar allerlei managementlagen en digitale projecten. En niet naar hogere salarissen voor de leraren.
Voorts is er iets mis met de toetsing van het vak Nederlands, nu heel erg gericht op tekstanalyse: onderscheid maken tussen informerende en persuasieve teksten, uiteenzetting, beschouwing en betoog, signaalwoorden en kernalinea's herkennen, dat soort dingen. Alsof het vak nog niet pittig genoeg is met de noodzakelijk spelling en grammatica en het onderdeel literatuur. Daarbij wordt er minder uren besteed aan het vak Nederlands. Dit is onverstandig. Het onderdeel dat steeds meer in de verdrukking is gekomen is de ruimte voor gewoon boeken lezen. Vele deelbelangengroepen houden pleidooien dat er in het voortgezet onderwijs ruimte moet zijn voor hun deelbelangen. Ruimte voor mindfullness, ruimte voor verslavingspreventie, ruimte voor digitaliseringsonderwijs, ruimte voor mediawijsheid, noem maar op. Vergeten wordt dat er een beperkt aantal uren lestijd is. Wordt er aan de ene kant iets ingepast, dan zal er onvermijdelijk aan de andere kant iets uit moeten. Zodoende is er op het leesonderwijs steeds beknibbeld. De gevolgen kennen we:
Inmiddels is bijna 20% van de bevolking laaggeletterd. Miljoenen mensen kunnen onvoldoende teksten begrijpen die noodzakelijk zijn om begrepen te worden, zoals bijsluiters van medicatie, teksten op verpakkingen in de supermarkt, en niet in de laatste plaats de communicatie met de overheid. Hierdoor komen mensen in de problemen en kunnen zij niet meer meekomen in de maatschappij. Dit heeft sociale ongelijkheid tot gevolg. En armoede. En een grotere kloof tussen bevolkingsgroepen waaruit weer polarisatie ontstaat. Nederland doet het wat taalonderwijs betreft het slechtst van heel Europa.
Dan nog het geval van het literatuuronderwijs: velen zeggen dat jongeren W.F. Hermans of Marga Minco laten lezen het leesplezier voorgoed verpest. De bekende schrijver Kluun is ambassadeur van het lezen en pleit voor de ruimte voor jongeren om ook Young adult te lezen. Harry Potter, Ollie B. Bommel, ja zelfs de Donald Duck heeft zijn goedkeuring. Als het maar bijdraagt aan het leesplezier. Dit is denk ik ten dele waar. Het leesplezier is erg belangrijk. Maar jongeren moeten gaandeweg het voortgezet onderwijs ook leesmeters maken. Gewoon werken met die handel. Het leesplezier zou aangewakkerd moeten zijn vanaf de vroege jeugd. Vervolgens moeten ouders en leerkrachten bij oudere kinderen van 8 t/12 individueel op zoek naar voortzetting van het leesplezier aansluitend bij hun interesses. Bij mij was dat bijvoorbeeld doordat ik van mijn twee zussen voor mijn achtste verjaardag twee boekjes kreeg: Snelle Jelle van Ad van Gils en Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde van Joke van Leeuwen. Deze boekjes verwonderden en fascineerden mij. Bij de aanvang van het voortgezet onderwijs moet voor kinderen van pakweg 11 t/14 jaar weer aansluiting gevonden worden met hun interesses en een start gemaakt worden met meer volwassen literatuur. Young adult is daarvoor aangewezen, daarover zouden we niet heel moeilijk moeten doen. We zouden een onderscheid kunnen maken tussen het vmbo en het havo/vwo. In mijn brugklas lazen wij klassikaal het boek Robinson van Doeshka Meijsing. Ook maakten wij kennis met het ontstaan van de Nederlandse literatuur in de Middeleeuwen. Met Van den vos Reinaerde, De klucht van de koe, Gijsbrecht van Aemstel en dergelijken. Daar begint het ontluikende historisch besef, dat je veel van het leven kunt leren uit literatuur, het inleven in personages en leefomstandigheden wat het vermogen tot empathie zeer goed ontwikkelt.
In de bovenbouw is de literaire canon onontbeerlijk voor de geestelijke vorming van jongeren. Ik blijf voorstander van het lezen van de bekende namen voor een goed begrip van de twintigste eeuw: Theo Thijssen, Anne Frank, Mulisch, Reve, Hermans, Wolkers, Bordewijk, Marga Minco, Hella Haasse, Maarten ‘t Hart. Ook kunnen we denken aan meer recentelijke bijdrage aan de canon middels migranten literatuur zoals van Lale Gül, Abdelkader Benali, Erdal Balci, Özcan Akyol of Murat Isik. Ook negentiende eeuwse auteurs zijn zeer belangrijk om te lezen. Ik noem er drie die eruit springen in mijn optiek: Frederik van Eeden, Louis Couperus en Marcellus Emants. Het lezen van de historische canon geeft jonge mensen een geestelijke bagage die het karakter verrijkt voor het leven.
Door veel te lezen en te blijven lezen vergroot je al doende je tekstbegrip, je woordenschat en je achtergrondkennis. Als er vanaf de babytijd t/m de eindexamentijd middelbare school blijvende en afdoende aandacht is voor lezen en leesbevordering, met goede leraren die een fatsoenlijk salaris krijgen, dan ben ik ervan overtuigt dat voor de overgrote meerderheid lezen weer een vast onderdeel van hun volwassen leven kan worden, zoals dat vóór het televisietijdperk het geval was, en een ieder de gelijke kansen krijgt om weer volledig mee te komen in de Nederlandse maatschappij.
Reacties
Een reactie posten