Mijn recensie van Rob Wijnberg's boek 'Voor ieder wat waars', gepubliceerd okt. 2023

Rob Wijnberg heeft toch wel wat neergezet met zijn De Correspondent de afgelopen jaren. Ik ken diverse mensen die naar tevredenheid hun journalistieke stukken en boeken lezen. Ze zijn een welkome toevoeging in het journalistieke landschap, door minder op de actualiteit te zitten, maar meer te kijken naar onderwerpen die langer doorlopen en daarop te reflecteren. Wijnberg is een journalist met een filosofiestudie als achtergrond, en daarom voor mij altijd wel een aanleiding om zijn boeken te lezen. Geen heel moeilijke, abstracte filosofische kost, Wijnberg is denk ik wat je noemt een publieke intellectueel, die publieksfilosofie bedrijft. Hoewel dit nieuwe boek misschien eerder journalistiek dan filosofie te noemen valt. Ik had het binnen drie dagen uit. Ik vond het deels heel prettig lezen, deels las ik ook tandenknarsend, maar blijf achteraf toch met een prima gevoel achter. Heb ik wat nieuws geleerd? Niet echt. Wel nodigt het fundamentele idee achter dit boek – het geloof in vooruitgang – mij uit om in de pen te klimmen en hierover een recensie te schrijven.

Wijnberg is een positivo en een politieke idealist. Dat heeft op zich mijn sympathie. Hij ziet het grootste probleem waar de mensheid op de langere termijn voor staat, klimaatverandering, vooral als een uitdaging om de schouders eronder te zetten, en is overtuigd van een glorieuze toekomst die voor ons ligt vol van overvloed, nu haast binnen handbereik. Hij beschrijft in zijn boek een drietal revoluties die we gehad hebben – 1) het domesticeren van dieren en gebruiken van hun spierkracht voor landbouw, 2) kolen en de stoommachine, 3) olie en gas - en de vierde waar we nu voor staan – het inzetten van de duurzame energiebronnen die komen uit de zon, de wind en het water. Verander je de motor waar de aarde op draait, dan verander je al het leven van de mensheid, aldus Wijnberg. Inderdaad, we moeten die duurzame energiebronnen zo snel mogelijk bruikbaar maken en exploiteren, want anders loopt het helemaal fout af met ons. Vooral met ons nageslacht.

Wijnberg erkent dan wel dat we van al die vier revoluties nu voor het eerst een deadline hebben. Als we voor 2050 onze zaakjes niet op orde hebben, warmt de aarde op met minstens twee graden. Nou, maak daar maar drie of vier graden van, Rob. Ook erkent Rob dat het eerste vliegtuig dat zonder kerosine kan vliegen nog moet worden uitgevonden. Ik moest toen even denken aan de recente klimaattop, waarbij de voorzitter uit Saoedie Arabië graag zijn oliedeals juist wil verdubbelen en niet de indruk heeft dat wij olie en gas als hulpbronnen zullen gaan opgeven. Ook Trump, Bolsonaro, Sunak en Geert Wilders zijn juist van plan meer olie dan ooit tevoren te gaan oppompen en gebruiken.

Niettemin is het ideaal wat Wijnberg schetst voor de aarde en haar mensheid een mooi ideaal, eentje die ik honderd procent met hem deel. Hij noemt het heel mooi een weefsel van verbondenheid van mensen met elkaar, zoals de natuur net zo goed een weefsel is van netwerken en samenwerken. Verbondenheid, in de erkenning van onze wederzijdse afhankelijkheid. Het is een ecologisch ideaal, waarbij wij mensen eindelijk eens moeten realiseren dat wij de natuur niet kunnen knechten, zoals de Verlichtingsfilosofen ons op de mouw hebben gespeld, en wij sindsdien zijn gaan geloven. Nee, wij moeten samenwerken met de natuur en dan mogen we in onze handen knijpen als wij een leefbare planeet in stand kunnen houden. Ik kijk naar de ontwikkelingen en vrees met grote vrezen, Rob Wijnberg is overtuigd dat we dit voor elkaar gaan krijgen. Want Wijnberg is immers een vooruitgangsgelovige.

Vooruitgang is echter zeker geen ondispuutbaar gegeven, hoe Wijnberg ook zijn best doet om het te onderbouwen. Vooruitgang is een geloof. Specifiek het geloof voor mensen die geen religie hebben. De postmoderne mens ervaart een grote leegte bij het wegvallen van een gedeelde waarheid. Dit is een stuk in het boek wat mij goed beviel. Wijnberg gebruikt het woord waarheid om een schets van de ontwikkeling van de geschiedenis te geven. Dat wordt in een bladzijde of vijftig natuurlijk een ernstige versimpeling van de complexe werkelijkheid, maar dat geeft de auteur ook ruiterlijk toe. Het is ook niet hinderlijk, want het biedt een prettig overzicht van de geschiedenis. Het gebruiken van de term ‘waarheid’ om ons zijn overzicht aan te bieden, zie ik als een vondst van de auteur.

Wijnberg schetst dat de premoderne mens een gedeelde waarheid had. Zij hadden een moeilijk leven en religie als waarheid bood verzachting voor hun levensomstandigheden. Religie bood de mens immers hoop op verlossing in het hiernamaals. Dit gelovige denken hield eeuwenlang stand. Toen volgde de moderne mens, zo ongeveer rond de zestiende, zeventiende eeuw en ingeluid door filosofen als René Descartes en (niet door Wijnberg genoemd) Immanuel Kant. De moderne mens die de ketens van zijn zelfopgelegde onmondigheid verbrak (het berustende geloof in Gods wil) en zelf ging nadenken. Het begin van de moderne wetenschap en het mechanistische wereldbeeld. Met de Verlichtingsdenkers en de Industriële revolutie die erop volgde vanaf midden achttiende eeuw werd ineens vooruitgang van de levensomstandigheden van de mens denkbaar. Het vooruitgangsgeloof was geboren evenals het geloof dat de mens de natuur kon gebruiken en naar zijn hand kon zetten. Na een tweetal gruwelijke wereldoorlogen in de twintigste eeuw en het uitblijven van de communistische revolutie der proletariërs, ging de mens ernstig twijfelen aan dé waarheid, aan de Grote Verhalen. Nietzsche is de gewezen persoon, filosoferend met de hamer en heilige huisjes aan diggelen slaand, die zei dat er helemaal niet één waarheid is. Er zijn alleen maar perspectieven op de/een waarheid en die kan verschillen van persoon tot persoon. Door dit inzicht ontstond de postmoderne mens, met ieder een eigen waarheid. De waarheid werd een construct van het individu.  

De vlucht die het kapitalisme nam, uitmondend in het neoliberalisme, de toename van het egoïsme en individualisme, dit alles nam hand over hand toe, zodat er nog maar kort geleden weer een nieuw soort mens opdoemde: de consumerende mens, immer en enkel op zoek naar zijn/haar behoeftebevrediging. De hele wereld is nu een geglobaliseerde markt geworden en per online bestellen we ons rot aan spullen, die we de volgende ochtend in de brievenbus verwachten. Geen prettig mensbeeld rijst hieruit op, en daarom wordt het tijd voor een nieuw verhaal. Een verhaal van verbinding, zoals gezegd, één van mens tot mens en van mens in harmonie met de natuur.

Echter, zo legt Wijnberg uit, veel mensen zijn tegenwoordig wantrouwend, cynisch en pessimistisch. De grote boosdoener die dit veroorzaakt heeft zijn de media. De media en social media maken ons zo, door hoe zij zijn ingericht. In dit deel van het boek is Wijnberg goed op dreef en weet te overtuigen hoe de mechanismen van die media werken. Tot die wantrouwend, cynisch en pessimistisch makende media worden niet alleen nieuws, talkshows, kranten en tijdschriften gerekend, maar ook de social media, streamingsdiensten, films en romans. Mwjah, dan vraag je je toch af hoe je überhaupt nog aan die ijzeren greep kunt ontkomen, als zelfs films, series en romans tot dit effect leiden. Dan ga je denken dat, om te ontkomen aan de wantrouwende, cynische en pessimistische blik, je op een hutje op de hei moet gaan zitten, met een kampvuurtje erbij.

Hoe dan ook, er is geen reden om te vrezen. Want, zo betoogt Wijnberg, we hebben het nog nooit zo goed gehad met zijn allen. We leven, de geschiedenis beschouwd, in de meest rijke, welvarende en gelukkige tijden die er ooit zijn geweest. Ah, denk ik dan, daar is hij weer, de vooruitgangsgelovige. Maar hoe komt het toch dat Rob Wijnberg het in zijn hoofd haalt dat we het nog nooit zo goed hebben gehad met zijn allen? Hij ziet een lineaire lijn van een verleden waarin het leven kort, vies, moeilijk en zwaar was, tot aan het leven nu waar de meerderheid van de mensen zich in welbevinden en overvloed dompelen, en nog net niet fluitend door het leven schijnen te gaan. Het ging misschien met ups en downs (het begin van de negentiende eeuw, toen de industriële revolutie nog niet echt op stoom was gekomen, leefden de arbeiders wel echt in erbarmelijke omstandigheden), maar toch zijn we nu beland in een tijd waarin mensen het nog nimmer zo goed hebben gehad. Zeker in het westen.

Zijn belangrijkste argumenten hiervoor zijn de gestegen levensverwachting en de toegenomen materiële welvaart. Inderdaad zijn op het gebied van geneeskunde, technologie en welvaart aanzienlijk dingen verwezenlijkt. Maar op die onderwerpen valt ook nogal wat af te dingen. Dat de levensverwachting eeuwen geleden rond de dertig jaar lag, is vooral te danken aan de hoge kindersterfte in die tijden. Veel baby’s en jonge kinderen overleden bij de geboorte of in de eerste paar jaar van hun leven. Dat drukt de gemiddelde levensverwachting significant. Overleefde je die eerste paar jaar, dan had je goede kans om oud te worden. En het tweede argument, die toegenomen materiële welvaart, dat lijkt mij vooral iets te zeggen over het toegenomen comfort en ontstane vrije tijd. Ik weet niet of we nou zoveel gelukkiger zijn geworden omdat we nu twee keer per jaar naar Thailand of San Francisco kunnen vliegen voor vakantie in plaats van een weekje met de familie naar Bergen op Zoom. Of dat we nu voor die ene kilometer de auto pakken naar de supermarkt, in plaats van lopend of op de fiets of mooier nog, met paard en wagen! Of dat we nu avond aan avond vullen door ons op te winden over de talkshows op onze flatscreen televisies, terwijl wij graaien in onze ongezonde zakken chips. En die smartphones leveren toch vooral ook overbodige luxe en nieuwe verslavingen op, vindt u niet? Sommige uitvindingen zijn handig, zoals de straatverlichting of de wasmachine, waar andere mijns inziens compleet overbodig zijn, zoals de magnetron, vaatwasser, bladblazer of heater.

Ik wou ook nog even wat cijfers met u doornemen. Want mijns inziens gaat Rob Wijnberg in zijn boek met al zijn positieve waardering voor onze tijd compleet voorbij aan het échte leven van mensen; de condition humaine. En daar zien wij dat het leven voor de meeste mensen toch vooral “een gedoetje” is, om met wijlen denker des vaderlands René Gude te spreken. Hier volgen een aantal statistieken:

- 49% van de volwassen bevolking geeft aan zich eenzaam te voelen

- 25% krijgt in zijn leven te maken met depressie

- 25% van de bevolking heeft een (ernstige) psychische aandoening

- Bijna 15% van de bevolking is jaarlijks slachtoffer van online criminaliteit waaronder afpersing en doodsbedreigingen

- Ongeveer 12% van de bevolking heeft een (visuele, auditieve, mentale, fysieke) beperking

- 10% van de bevolking moet op financieel vlak ieder dubbeltje omkeren

- 7% van de bevolking is alcoholist

- Bijna 4% van de bevolking heeft kanker

- Bijna 2% van de bevolking heeft alzheimer

En dan zijn er nog eens miljoenen mensen die één van de ontelbare ziektes oplopen, honderdduizenden mensen die jaarlijks slachtoffer zijn van geweld, moord, seksueel misbruik, inbraak, diefstal, oplichting, pesten, vandalisme, discriminatie, verkeersongelukken en ruzies. Tot slot als droevige afsluiter: 2.000 mensen per jaar redden het helemaal niet en plegen zelfmoord.

Iedereen die twee en twee kan optellen weet, dat als je direct of indirect met geen van bovenstaande feiten te maken krijgt, je wel een hele grote Guus geluk bent. Mijn conclusie luidt dan ook: dat mensen in Nederland desgevraagd in een enquête hun leven een 7 geven, is niet dánkzij een gelukkig leven, maar óndanks een moeilijk leven. En volgens mij is dat in grote lijnen door de hele geschiedenis heen altijd zo geweest. 2.500 jaar geleden hadden de meeste mensen misschien een moeizaam leven, vandaag de dag lijkt mij dat nog precies zo. Er is misschien op onderdelen vooruitgang te melden op terreinen als geneeskunde, hygiëne en technologie, maar niet in het menselijk geluk, althans niet noemenswaardig. Sjoerd Slagter, mijn briljante filosofieleraar, had groot gelijk. En die oude leermeester uit de literatuur, Arthur Schopenhauer, ook. Het spijt mij te moeten zeggen tegen Rob Wijnberg, maar ik deel zijn vooruitgangsgeloof niet. Ik heb een ander geloof, één die inderdaad al 2.500 jaar geleden is geformuleerd door onder meer Plato en Plotinus. Wijsheid, zo schijnt het mij toe, werd allang verkondigd in de tijden van de oude Grieken, de premoderne mens, waar Wijnberg zijn boek mee begon. En alle enorme ontwikkelingen en veranderingen ten spijt, is er wat mij betreft niet veel spectaculairs te melden wat betreft de vooruitgang. “Godzijdank is er geen vooruitgang”, zou Gerard Reve zeggen, “want zo als het nu is, is het al erg genoeg.“ 

 

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Psychose gevoeligheid: wat is het? En ja, herstel is mogelijk

Een beschouwing van het gedachtegoed van Pim Fortuyn

Dit is mijn natuurfilosofie. Herziene editie